Maart 2020: het coronavirus zet ons leven op zijn kop. Kuddedieren die we zijn, moeten we van de ene op de andere dag op gepaste afstand van elkaar ons leven opnieuw vormgeven. We moeten thuis werken, scholen gaan dicht, muziekscholen gaan dicht (voor zover ze in een eerdere crisis niet al voorgoed gesloten waren), sportclubs zijn gesloten, musea, concertzalen, bioscopen, terrasjes… Je bejaarde tante even meenemen voor een autoritje − even het huis uit, even wat anders doen dan in bed liggen −, je studerende kinderen gezellig over de vloer, verjaarsfeestjes: overal ligt ineens een dreigende smet op.

De regering haastte zich met een pakket financiële noodmaatregelen. Er werd geld vrijgemaakt voor ondernemingen die in zware tijden dreigden te raken, het aanvragen van tijdelijke uitkeringen voor ZZP’ers werd ‘gemakkelijker’ gemaakt (qua regelgeving, niet qua invullen van het formulier dat niet aan die regelgeving is aangepast). Men ging nadenken over bonussen voor verpleegkundigen, die ineens onmisbaar bleken. Bijna vergat men de culturele sector. Die kreeg op het laatst ook nog wat geld toegeschoven.

En wat doen de mensen, nu ze elkaar niet meer mogen opzoeken? Ze organiseren online literaire voordrachten, online concerten, bezoeken virtueel een museum, zetten de muzieklessen online voort. Nu ze op sociaal gebied gekortwiekt worden, gaan ze op zoek naar een andere zingeving. En die vinden ze precies daar waar de laatste jaren van overheidswege de minste interesse naar uitging: cultuur. 

Zoals zoveel collega’s geef ik bijna al mijn leerlingen sinds maart online les. De jongere generatie was het gelukkig al ruimschoots gewend om naar schermpjes te kijken. Een enkele oudere leerling moet nog inzien wat online lessen kunnen toevoegen aan het echte muziek maken: echt samenspelen kan niet (als we het hebben over meer dan alleen samen beginnen en eindigen), de klank laat te wensen over, naar een scherm kijken is niet fijn − maar toch: het blijkt ook enorm inspirerend te kunnen zijn. Sterker nog: het lijkt wel of sommige leerlingen meer studeren dan ooit!

Wat te denken over de kinderen die me nu ineens tussen de lessen door appen: hoe grijp je ook alweer de gis? Of: heb ik de melodie zo goed een octaaf hoger opgeschreven? Of: hé, je zou me nog een scan sturen van dat nieuwe stuk, maar dat heb je nog steeds niet gedaan (8.00 zaterdagochtend, de dag na de les). Of, een cellist van een ensemble waar ik nu iedereen eerst apart neem om de partijen te bekijken en we daarna nog gezamenlijk de partituur bestuderen en analyseren: heb je nog een tip voor een leuk theorieboek? Normaal gesproken vinden dit soort gesprekjes in de les plaats, maar in het online-lestijdperk is de drempel ineens veel lager. Waarom een week wachten als je nu al even snel kunt communiceren?

Ik heb het hier over leerlingen uit alle lagen van de maatschappij en van alle leeftijden: van 8- tot 80-jarigen, dorps- en stadskinderen, de dochter van de boer, de dochter van de leraar, de verpleegkundige, de bakker en de maatschappelijk werker. En ook de kunstenaar en de arts en de hoogleraar. Kortom: over de mens in het algemeen. Stuk voor stuk grijpen ze ineens alle kansen aan om zich in hun vrije tijd bezig te houden met iets wat niet in geld uit te drukken is: genieten van mooie dingen.

Als er één ding is dat we in dit coronatijdperk kunnen leren, dan is dat dit: we kunnen niet zonder kunst. Of het nou muziek is, Beethoven of de Oompah Loompah Song, theater in de Stadsschouwburg of de 8e-groep musical: we vragen er zelf om. Iedereen. Gewoon, omdat we dat willen.

Meer ideeën over lesgeven vind je in Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken.

© Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Categorieën: muziek

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *