Ik had een keer een leerling op proefles. Ze was ergens in de dertig, had in haar tienerjaren langdurig fluitlessen gehad, maar was daar in haar studietijd mee gestopt. Nu wilde ze het fluitspelen weer oppakken. Ze had een etude van Gariboldi uitgekozen om voor mij voor te spelen. Wat direct opviel, was dat ze heel mechanisch speelde. Ze las de noten en speelde ze. Dat was het. Ik begon daarom een uitleg over zinnen maken, uitdrukking geven, sfeer neerzetten, en dacht mijn betoog te kunnen illustreren door een stukje voor te spelen. Nauwelijks had ik mijn laatste toon geblazen, of ze merkte verbaasd op: “Maar je speelt helemaal niet wat er staat!”

Nu was het mijn beurt om verbaasd te zijn. Ik begreep niet wat zij bedoelde, dus vroeg ik haar om uitleg. Per noot wees ze aan wat ik gedaan had: ik had een aantal staccato kwartnoten elk korter dan één tel aangehouden, ik had een halve noot zachter gespeeld en niet precies tot aan de derde tel doorgeblazen, omdat ik daarna adem gehaald had. Ik begon te begrijpen wat ze bedoelde.

Wat zij bedoelde was: er staat een noot van twee tellen, dus die moet je exact twee tellen op dezelfde sterkte en met dezelfde vaart blijven blazen. Exact wil zeggen: precies tot de derde tel. Een noot van één tel moet je exact één tel lang doorblazen. Dan speel je ritmisch. En dan speel je wat er staat. Nu begreep ik ook waarom ze zo vlak speelde: ze was zo druk bezig met alle tonen precies lang genoeg blazen, dat ze niet kon articuleren, geen dynamiek kon aanbrengen en al helemaal niet meer kon fraseren. Ze had geen flauw idee hoe het klonk wat ze speelde.

Stel je voor dat je een stuk tekst op eenzelfde manier zou voorlezen. Lees bijvoorbeeld deze tekst maar eens hardop, waarbij je elke letter even duidelijk laat klinken, inclusief de slot-n van een werkwoord of meervoudsvorm. En – pas op! – je mag geen moment een klank inslikken. Hoe onnatuurlijk gaat taal dan klinken! En hoe vervreemdend werkt het als je een tekst zo voorleest. Je bent zo druk bezig met letten op je uitspraak, dat het waarschijnlijk niet eens tot je doordringt wat je precies aan het lezen bent.

En als we nou toch bezig zijn: lees deze zin eens hardop en ga eens na op hoeveel verschillende manieren de letter “e” uitgesproken wordt.

Wanneer kinderen taal leren lezen, leren ze woordpatronen herkennen. Leren lezen is in feite het vergelijken van nieuwe woorden met al bekende, eerder gelezen woorden. Kinderen leren niet maandenlang losse letters lezen, maar ze leren binnen de kortste keren woordjes lezen, waarin ze identieke klanken leren herkennen (poes – hoed – toen/bal – bel – val/etc.). Door de woorden hardop te lezen, koppelen ze de letters aan klanken, die ze in hun geheugen opslaan. En tot slot koppelen ze de klanken van de geleerde woorden aan een beeld: ze lezen “poes” en zien daarbij een plaatje van een poes. Een volgende keer hoeven ze geen plaatje meer te zien: het beeld toveren ze vanzelf al te voorschijn bij het lezen van het woord “poes”. Als ze lezen: “Jan speelt met poes” stellen ze zich voor hoe een jongetje dat Jan heet (dik, dun, rood haar, blond haar) met een poes (Garfield-achtige, lapjeskat, zwarte kat) aan het spelen is (met een bolletje wol, met een speelgoedmuis, rennend door de kamer, liggend op de grond).

Taal heeft ook klanken waar je niet direct een plaatje bij kan tekenen. “Hé”, “Oeps!”, “Haha!” zijn dat soort klanken. Klank van taal is ook de intonatie van een zin, waaraan je kunt horen of het gaat om een vraag, een uitroep of een bevel. En klank van taal is dat je aan de toon waarop een zin wordt uitgesproken kan horen of iemand boos is of vrolijk.

Wanneer je leest, leid je uit de context af welke klank bij een woord of zin past. Als je leest “Jan is boos. Jan zegt: ‘mama!’ ” of “Jan is blij. Jan zegt: ‘mama!’ ”, dan begrijp je vanzelf dat de ene “mama!” heel anders klinkt dan de andere. Ook al zijn de letters en leestekens precies hetzelfde, toch staat er de ene keer wat anders dan de andere keer.

Door klank en betekenis aan geschreven taal toe te voegen, ontstaat door de letters en tekens heen een andere wereld. Een wereld die ieder lezend kind op zijn eigen manier vormgeeft of interpreteert.

Anders dan bij taal is in muziek een notencombinatie niet aan één specifiek beeld gekoppeld. Een kind leert niet noten lezen door aan een notencombinatie altijd hetzelfde plaatje te koppelen. Er is geen vaste notenvolgorde die een poes of een hoed verbeeldt. Maar dezelfde notencombinatie heeft wel steeds dezelfde melodie. Door – precies zoals bij het leren lezen van woorden – een notencombinatie hardop te zingen of te spelen, leer je de notencombinatie aan klank te koppelen. Anders gezegd: je maakt een klankvoorstelling bij notenschrift.

Afhankelijk van de context kan je de melodie steeds anders laten klinken. Staat er “Dans van de elfen” boven, dan zal je eenzelfde notencombinatie anders spelen dan als er “Mars van de tuinkabouters” boven staat. Staat er “andante” boven, dan zal je anders spelen dan wanneer er “allegro” boven staat.

Door klank en betekenis aan het notenschrift toe te voegen, ontstaat door de noten en tekens heen een andere wereld. Een wereld die ieder spelend kind op zijn eigen manier vormgeeft of interpreteert.

Kinderen vinden het spannend om noten te kunnen lezen en schrijven. Hoe vaak zie ik niet 5- of 6-jarigen die hun huiswerkmap versierd hebben met zelf geschreven noten in allerlei vormen en maten. Bolletjes met “steeltjes”, open of dicht, op de notenbalk of er ver boven. Sommige kinderen hebben zelfs hele “liedjes” geschreven. Is dat niet hetzelfde als heel graag letters willen schrijven? Ik kan me nog goed herinneren dat ik als kleuter een heleboel krullen achter elkaar geschreven had, en dat mijn moeder toen zei: “Daar staat ‘Josine’ ”. Ik vond dat heel stoer.

Net zoals kinderen op jonge leeftijd letters kunnen leren lezen, kunnen ze ook al op jonge leeftijd noten leren lezen. Notatie van ritme levert weinig problemen op, de toonhoogte kan nog wel eens tot wat verwarring leiden omdat de lijntjes niet goed uit elkaar te houden zijn. Dat is vergelijkbaar met het gegeven dat jonge kinderen moeite hebben om de “b” en de “d” uit elkaar te houden, of dat ze “s” en “z” of “f” en “v” door elkaar halen. Regelmatige herhaling is de allerbeste leermethode om dit onder de knie te krijgen. Een hulpmiddeltje mag best. In leesonderwijs worden dubbelklanken bijvoorbeeld tegen elkaar aan gedrukt (p oe s, h oe d, t oe n), zodat het de kind de dubbelklank sneller herkent. Zo kan je in notenschrift met een gekleurd stokje de toonhoogte sneller laten herkennen.

Goed noten leren lezen is handig: het is een uiterst snelle en efficiënte manier om onbekende muziek te kunnen spelen en horen. Dus als kinderen het leuk vinden om noten te leren lezen en bovendien de capaciteiten hebben om noten te leren lezen, waarom zou je daar dan niet gewoon mee beginnen? Als je maar in de gaten houdt dat noten lezen niet om de bolletjes gaat, maar om de klank en de betekenis erachter. Genoteerde muziek heeft net zoveel verhaal in zich als op het gehoor nagespeelde muziek. Als het kind dat maar vroeg genoeg leert, gaat er een wereld voor hem open. En zo voorkom je al op vroege leeftijd dat de leerling later mechanisch en gevoelloos speelt “wat er staat”.

Meer ideeën over lesgeven vind je in Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken.

© Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Categorieën: muziek

3 reacties

Caroline Schaap · 24 februari 2017 op 17:35

Hoi Josine,
nou ben ik nieuwsgierig geworden hoe het verder ging met die leerling 🙂 Bleef ze bij je op les en is het gelukt haar op een andere manier naar de muziek te laten kijken?

grt,
fluitcollega Caroline

    Josine Brackman-Pijnacker Hordijk · 24 februari 2017 op 17:55

    Hoi Caroline,
    Ze is inderdaad na deze proefles een aantal jaren bij me op les geweest. Ik heb bij haar eenzelfde soort vergelijking gemaakt qua noten lezen en teksten lezen als in deze blog en dat begreep ze goed. Ik heb haar in de les veel op het gehoor laten studeren (eerst lezen, dan spelen, vervolgens uit je hoofd naspelen en goed luisteren) en interpretatie-opdrachten gegeven (schilderij ernaast zetten en spelen in de sfeer van dat schilderij), met daarbij ook de benodigde techniekoefeningen om bijvoorbeeld meer verschil in dynamiek en articulatie te kunnen aanbrengen. Ze was een enthousiaste, leergierige leerling die veel muzikaler bleek dan ze in eerste instantie overkwam.

Jard Folmer · 24 februari 2017 op 18:22

Het verschil tussen een telefoonboek en een gedicht.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *