Ik studeerde vroeger nooit veel. Een half uurtje per dag zal het gemiddeld geweest zijn. Maar ik haalde daarmee op mijn sloffen datgene wat ik moest halen. De lessen op de muziekschool (slechts een half uur per week) bij mijn leraar Bob Doeve waren altijd een feestje. Hij was streng, maar hij liet het ook merken als hij tevreden was. Ik fietste altijd vrolijk van de lessen naar huis. Doeve vond dat ik muzikaal speelde en goede oren had. Ik wist ook, want dat stond in een van mijn muziekschoolrapporten, dat mijn vingertechniek niet zo goed was. Er stond letterlijk: “Josines vingertechniek zal altijd wat achterblijven op de rest”. Dat was een gegeven, daar viel duidelijk niet zoveel aan te veranderen. Maar met een paar extra hulpgrepen – door Doeve aangereikt – kwam ik ook een heel eind, en voor de rest was het vaak een kwestie van bluffen. Ik was een kei in van het blad lezen, dat had ik bij Doeve ook goed geleerd (“Kijk wat de hoogste noot is, als je die maar raakt, al die zwarte bolletjes daartussen doen er niet toe”). Ik speelde zoals Herman Krebbers een keer tijdens een masterclass tegen een van zijn vioolstudenten zei: “Dat loopje klinkt als een kroket: het ziet er lekker uit van buiten, maar je weet niet wat erin zit”. Ik was een meester in het produceren van kroketten.

Tijdens mijn conservatoriumtijd was het al niet veel anders. Ik speelde intuïtief, kwam daarmee een heel eind en kreeg vaak complimenten voor mijn spel. Dat ging voor een groot deel goed. Ik wachtte af wat anderen ervan vonden, maar had eigenlijk niet zo’n idee wat ik er nou zelf van vond. Daar werd overigens ook nooit naar gevraagd. Mijn vingertechniek ontwikkelde zich enigszins, in de lessen werd daar niet veel aandacht aan besteed. Ik herinner me nu nog precies de paar oefeningen die ik toen opkreeg: chromatisch van c1 naar fis1 omhoog en terug; en een chromatisch riedeltje in het 3e register. Hoe ik dat moest studeren werd er niet bij gezegd. Ik vroeg daar ook niet naar. Ik deed gewoon braaf wat er gezegd werd, niet meer en niet minder.

Ik merkte wel dat ik onzekerder en daardoor zenuwachtiger werd. Ik kon opzien tegen moeilijke passages, daar zo’n groot ding van maken dat de rest van het stuk er ondergeschikt aan raakte. Een lastig loopje op een laatste bladzij kon mijn focus gedurende de eerste bladzijden al volstrekt onderuit halen. Leuk is anders, maar ook daarvan dacht ik dat dat erbij hoorde.

Pas vele jaren later, volwassener geworden en vele levenservaringen rijker, ging bij mij de knop om. Ik begon me voor het eerst af te vragen of al die vanzelfsprekende aannames wel terecht waren. Ik ging opnieuw, met een fris en kritisch oor, studeren.

Ik ontdekte dat ik allerlei ingesleten gewoontes had. Zo ontdekte ik dat ik per definitie bij de vroeger ingestudeerde stukken op de eenvoudiger hulpgrepen terugviel, in plaats van dat ik de juiste, beter klinkende grepen gebruikte. Maar ik ontdekte vooral dat ik onder spanning kwam te staan als ik wist dat ik iets moeilijk vond. Ik kon nog steeds in gedachten met de laatste bladzij bezig zijn, terwijl ik net aan de eerste maat begonnen was. Al was ik inmiddels consciëntieuzer aan het studeren, toch bleef ik bang dat ik het loopje op het moment suprême niet goed zou spelen. En inderdaad liep het in de meeste gevallen uit op een kroket.

Langzamerhand werd het me duidelijk: ik kon studeren wat ik wilde – langzaam, verschillende ritmes, achterstevoren, vanuit klein notengroepje naar steeds groter notengroepje – maar zo lang ik vanuit angst studeerde, zou het nooit goed gaan.

Ik besloot op een hele andere manier te gaan studeren: puur vanuit ontspanning. Niet zozeer langzaam, als wel: bewust elke spier ontspannen voelend. Niet alleen de vingerspieren, maar ook de spieren in mijn armen, in mijn schouders, benen, lippen, wang, tong. Pas als dat allemaal comfortabel aanvoelde, voerde ik het tempo lichtelijk op. Zodra ik ergens iets ging aanspannen begon ik van voren af aan. Weer alles ontspannen, met extra focus op de ene vinger, mijn tong, of mijn schouder wanneer ik merkte dat daar iets verkeerd ging zitten. En dan weer het tempo opvoeren, net zo lang tot ik me weer comfortabel voelde. 

Hoewel het studeren op het moment zelf langzamer leek te gaan – ik moest immers elke keer weer vanaf het nulpunt beginnen als het mis dreigde te gaan – ging ik over de gehele linie veel sneller vooruit. En de vooruitgang was stabiel: ook wanneer ik het hele stuk doorspeelde bleven de kroketten buitenspel. Bijkomend voordeel was verrassend genoeg dat ik nog veel vrijer kon gaan spelen. Ik kon mijn focus nu richten op de muziek in plaats van op de techniek. Deprimerende gedachten over komende loopjes raakten op de achtergrond, om tot slot helemaal te verdwijnen.

Ik ging hetzelfde principe bij mijn leerlingen toepassen. Oftewel: terug naar de basis en stap voor stap opbouwen. Wil je een moeilijk loopje aanpakken, begin dan niet vanuit de motoriek van de vingers. Maar begin vanuit het moment vòòr het spelen: de inademing. Adem rustig in, met losse kaken, lippen en tong. Pas als dat lukt mag je gaan blazen. Zorg dat je elke noot hoort, dat je het loopje mee kan zingen alsof het een aria is, speel uit volle borst. Voer het tempo op, maar zorg dat je nog steeds elke noot hoort, nog steeds mee kan zingen. Speel in onregelmatige ritmes, maar uitsluitend met het doel om te ontspannen op de lange tonen tussendoor. Voel dat je niet knijpt in je handen, maar dat je ruimte hebt. Speel altijd met de mooist mogelijke toon. En: neem de tijd. Onthaasten is een van de belangrijkste stressverlagende factoren.

Het werkt echt. Sommige leerlingen zijn in eerste instantie moeilijk over te halen een ademhalingsoefening te doen als ze een loopje goed moeten spelen – wat heeft ademhaling nou met vingers te maken? Het bewijs levert zich echter vanzelf. Gewoon, door het te doen.

Meer ideeën over lesgeven vind je in Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken.

© Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Categorieën: muziek

2 reacties

Piet van Vilsteren te Mierlo · 16 augustus 2018 op 16:54

Beste Josine. Jouw ervaring met muziek studeren kreeg ik doorgestuurd door mijn docente dwarsfluit, Diane Sonnenschein. Ik ben nu bijna 85 en ben begonnen toen ik 82 was. Ik herken veel van wat je beschrijft. Ik denk veel aan jouw ervaringen te hebben en probeer me zo te gedragen. Bedankt, Piet van Vilsteren.

    Josine · 16 augustus 2018 op 20:45

    Beste Piet, bedankt voor je reactie. Leuk om te lezen en fijn dat ik op afstand nog een beetje kan bijdragen aan je fluitstudie. Veel succes en vooral veel plezier. Hartelijke groet, Josine

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *